Blauwe en witte lupine
 

De blauwe lupine (Lupinus angustifolius) is één van drie soorten lupines die goed eetbare zaden leveren. De andere twee soorten zijn: Lupinus albus en Lupinus mutabilis.
De blauwe lupine is een eenjarige plant en komt van nature voor in Zuid-Europa. De blauwe lupine wordt in Nederland sporadisch als groenbemester op zandgrond geteeld en soms in bermen ingezaaid. Het gewas stelt weinig eisen aan de grond en door de bittere smaak heeft het geen last van wildschade. De plant houdt niet van kalkgrond en kan zure gronden met vrij lage pH nog goed verdragen. De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft spaarzaam behaarde stengels. De handvormig samengestelde bladeren hebben vijf tot negen lijnvormige, tot 4 cm lange en 1,5 cm brede blaadjes.

De blauwe lupine bloeit van juni tot september met hemelsblauwe bloemen. De bloemen staan in een spiraal. De bovenlip van de kelk is tweespletig. De plant wordt door bijen bestoven.

De zaden zijn donkergrijs met lichte vlekjes en zijn giftig voor vee. Gekookt zijn de zaden eetbaar voor mensen. Van de lupine wordt lupinemeel gemaakt dat gezien wordt als een goede vervanger van vaak genetisch gemanipuleerde soja. Zo wordt lupine meel in verschillende vleesvervangende producten gebruikt. Vanaf december 2008 zijn fabrikanten verplicht te melden dat er lupine in hun product aanwezig is. Dat is een noodzakelijke maatregel omdat mensen, net zoals bij pinda’s, een allergische reactie kunnen krijgen als gevolg van het eten van lupinemeel.